HET GEHEIM VAN DE SIËRRA

De mist is zo dicht, dat de stapel zwerfkeien nog juist op tijd de weg wijst
als een schaap, luid bellend, het grauwe bergpaadje over struikelt
om aan de andere kant op te lossen in een blinde kudde van klanken.

De kleumende siërra, waar de wereld klein is en kil,
weerklinkt op de tast in de klaaglijke schapenbellen,
totdat hun elegie ongemerkt overgaat in een weemoedig lied,
dat leidt naar het open raam van een kleine Jeep,
waarin de bestuurder geheimzinnig zijn tandenstoker laat grijnzen
voordat hij uitstapt omdat de lucht open breekt en het liedje vrolijker wordt
als hij naast de openstaande achterdeurtjes van zijn Jeep
applaudisseert naar de besneeuwde toppen van de Siërra Nevada,
die in de verte onder een warme zon tegen de strakblauwe lucht
tevoorschijn zijn gekomen.

Op dit handen klappen, huppelen doodgemoedereerd
driehonderdzesentachtig schapen en één zwart geitje
op de openstaande deurtjes toe tot het gemekker wegsterft
en in een oogwenk de hele kudde uit beeld is verdwenen.

De herder slaat geroutineerd de deurtjes dicht, stapt in,
en rijdt, ingetogen groetend, het pad af naar beneden.

En weer gaat in de siërra een dag ten einde.
Een dag als alle anderen.
 

Skip Navigation Links